Redacteur van de maand: Philippe Drouillon, van Metamorphosis

Toen ik door het Brusselse Platform Hergebruik werd benaderd als gastprofessor aan de ICHEC Business School waar ik nieuwe duurzame economische modellen doceer aan studenten van de 2de Master en in de afdeling permanente opleiding moet ik toegeven dat ik zowel enthousiast als uitgedaagd was.

Enthousiast zoals bij elk initiatief om oplossingen te ontwikkelen om de koolstofvoetafdruk en het gebruik van “maagdelijke” hulpbronnen te verminderen.

In Brussel worden steeds meer initiatieven genomen om het hergebruik van bouwmaterialen te bevorderen in plaats van de productie van nieuwe materialen. Ze zijn de katalysatoren die de weg wijzen naar een andere bouwsector, die meer koolstofvrij is en minder afhankelijk van nieuwe grondstoffen.

Daarnaast voelde ik me uitgedaagd omdat, afgezien van het hergebruik van materialen, de belangrijkste uitdaging van deze sector erin bestaat zowel milieuherstellend als sociaal rechtvaardig en inclusief te zijn in de zin van de donuttheorie:

Dit geldt zowel wereldwijd als lokaal, met andere woorden in de hele waardeketen: van de aankoop van materialen tot de bouw, het gebruik en het einde van de levensduur.

Een grote uitdaging! Dit is een grote uitdaging die – als ze door deze sector wordt aangegaan – een buitengewone impuls kan geven aan de economie in het algemeen, gezien haar omvang en de verschillende vitale territoriale functies die zij mobiliseert (huisvesting, gezondheid, mobiliteit, energie, enz.).

Met andere woorden, als de bouwsector “durft” disruptief te innoveren, zowel wat betreft de voorgestelde oplossingen als de participatieve wijzen van bestuur en uitvoering van dergelijke projecten, kan dit leiden tot een positieve kettingreactie… en dat is een understatement.

Dit is absoluut nodig om van een inspanningsgerichte naar een effect- of resultaatgerichte aanpak over te stappen en zo naar een regeneratieve en eerlijke economie te evolueren.

Durf je disruptief te innoveren? Disruptieve innovaties bestaan al hier of elders in de wereld. De uitdaging is dat ze het nieuwe normaal worden in de toekomstige sector en niet anekdotisch blijven.

Zo kunnen de volgende 8 sporen een ecosysteem van elkaar aanvullende innovaties vormen om de sector op systemische wijze opnieuw uit te vinden:

  • Dankzij de modulaire aanpak kan een pand in de loop der tijd worden aangepast, zowel wat het volume als wat het gebruik betreft;
  • Ontmanteling en herbestemming van het bestaande gebouwenbestand omdat het niet voldoende is om de bouwsector van morgen tot stand te brengen; er is ook een strategie nodig voor wat ons gemeenschappelijk cultureel erfgoed of onze gemeenschappelijke erfenis is, zowel wat betreft de bestaande bebouwing als de herbestemming voor activiteiten met positieve effecten;
  • Relokalisatie” gebaseerd op de wederopbouw van lokale industrieën op basis van ecosystemen van lokale actoren in de gehele waardeketen of een deel daarvan en een lokale herindustrialisering van het grondgebied (bijvoorbeeld microfabrieken, “Plug & Play”-oplossingen, industriële symbiose).
  • De functionaliteits- en deeleconomie, die erop gericht is de bouw te beschouwen als een middel om toegang te bieden tot functies en gebruiksprestaties die veel verder gaan dan de bouw (en waarvoor dus een groter op samenwerking gebaseerd ecosysteem van actoren nodig is);
  • Sociale inclusie met als doel ervoor te zorgen dat iedereen toegang heeft tot een waardige en voldoende ruimte om te leven en/of aan zijn beroepsproject te werken;
  • Sociale rechtvaardigheid om menswaardige omstandigheden en een eerlijke verdeling van de waarde tussen de verschillende actoren in de waardeketen te waarborgen;
  • Het gebied van “Low Tech“, met andere woorden nuttige, duurzame of toekomstbestendige, koolstofarme, toegankelijke en toe-eigenbare (repareerbare) technologieën, staat 1000 mijlen ver af van de intentieprocessen en de associaties met kaarsen en het grottentijdperk;
  • De bio-geïnspireerde aanpak (die – onder andere – “slim” toegepaste biomimicry omvat) door zover te gaan dat een biogebaseerde waardeketen wordt overwogen die de “fossiele” waardeketen zal vervangen;

Niets is verzonnen. Dit alles bestaat hier of elders, in de ontwikkelingsfase of al volledig toegepast.

Om deze innovaties te doen ontstaan, is financiële steun van overheden en impactinvesteerders essentieel als “zaaifonds” terwijl ze economische levensvatbaarheid vinden.

Willen deze innovaties het nieuwe normaal worden, dan is er een ware culturele revolutie nodig om dit alles op te schalen en te voorkomen dat het bij mooie micro-succesverhalen blijft. Deze culturele revolutie is niet afhankelijk van publieke of private financiering. Dit heet samenwerking. Als het niet kan worden verordend, kan het worden geleerd en kan het worden afgebakend in termen van individuele houding, bestuurs- en samenwerkingsvormen en de opbouw van win-win-win ecosystemen (voeg zoveel keer het woord “win” toe als er partners in het ecosysteem zijn).

En dit is wat we proberen te doen – binnen de Business School – met studenten, of ze nu een master of een vervolgopleiding volgen. Ze worden uitgenodigd om nieuwe duurzame modellen te verkennen, uit te werken, te pretotypen en te testen, en zich tegelijkertijd toe te rusten om de noodzakelijke vormen van samenwerking en participatief bestuur toe te passen. Met hetzelfde doel: potentieel wenselijke, haalbare, economisch levensvatbare vooroplossingen bouwen met aanzienlijke positieve effecten en schaalbaarheid.

Onze hoop? Dat een groeiend aantal projectleiders een disruptieve aanpak “aandurft” die economische sectoren en een samenleving massaal en duurzaam zal transformeren – regeneratief en rechtvaardig.

Durf je?

 

 

Philippe Drouillon