Redacteur van de maand : Stephan Sohier SPIDEC/BATIGROUPE

Hergebruik van bouwmaterialen in de bouw: is het echt onbetaalbaar?

Het oudste beroep ter wereld?

Enkele jaren geleden begonnen pioniers in België te werken in de sector die bouwmaterialen hergebruikt, hoewel al sinds mensenheugenis materialen uit bestaande bouwwerken worden gehaald. Deze vondsten worden gespot, uit elkaar gehaald en teruggewonnen door handelaars in tweedehands bouwmaterialen en vervolgens uitgestald in de open lucht op braakliggende terreinen, of beschut in geïmproviseerde grotten van Ali Baba, in de hoop dat een geïnspireerde schrijnwerker of tegelzetter langskomt en de koopjesjager een schijntje betaalt.

Maar de beweegredenen van de huidige hergebruikondernemers zijn heel anders dan die van de eerste opportunistische tweedehandshandelaren.

Ze zijn gebaseerd op de overtuiging dat onze eindige wereld slechts een beperkte hoeveelheid hulpbronnen te beheren heeft, dat deze hulpbronnen kostbaar zijn en dat het eerder tijd is om te stoppen met het exploiteren van haar rijkdommen in wegwerpmodus.

Ze zijn gebaseerd op de vaststelling dat we vaak aankopen gaan doen aan het andere eind van de wereld om te besparen waarbij echter blijkt dat die besparingen soms ofwel geen echte besparingen zijn of dat ze ontoereikend zijn als we rekening houden met de problemen die deze verre aankopen veroorzaken, terwijl we gebruik zouden kunnen maken van producten die lokaal beschikbaar zijn, binnen handbereik.

Ze zijn gebaseerd op de erkenning van de hoge kwaliteit van wat in het verleden tot stand is gebracht, zodat het nog steeds in een zodanige staat verkeert dat het kan worden gereconditioneerd en opnieuw kan worden gebruikt.

Ze zijn ook gebaseerd op de ontreddering over de afvalberg die onze samenleving produceert en die op haar beurt enorme gigantische middelen vergt om die afvalberg weg te werken. De bouwsector is een van de grootste veroorzakers van de opeenstapeling van dit afval.

Onze jonge ingenieurs en actoren van de bouw van morgen hebben dus tegen alle economische verwachtingen in gereageerd en zijn begonnen met het hergebruik van bouwmaterialen.

Economie van het hergebruik

Op het eerste gezicht is er inderdaad heel wat overtuiging nodig om werk te maken van de terugwinning en herbestemming van gebruikte en teruggewonnen materialen.

Het economisch evenwicht van een dergelijke activiteit is hachelijk. Geconfronteerd met de kosten van hergebruik, is er concurrentie van nieuwe producten, materialen en apparatuur die de concurrerende wereldmarkt tegen een zeer concurrerende prijs aanbiedt. Heel laag. Te laag.

De prijs van een nieuw product weerspiegelt zelden de reële globale kosten van de vervaardiging ervan, met andere woorden niet alleen de zuivere productie en marge van de toegevoegde waarde, maar ook die van het hele fabricageproces: met name de milieu- en maatschappelijke effecten.

Als de fabrikanten voor alle verborgen kosten zouden moeten opdraaien, zouden nieuwe materialen tegen een veel hogere prijs moeten worden verkocht: wanneer een bedrijf besluit een productievestiging te sluiten, betaalt het dan bijvoorbeeld voor de ontmanteling en het herstel in de oorspronkelijke staat van zijn fabrieksterrein? Hoewel er uitzonderingen zijn die enige hoop geven op een stap in de goede richting, is dit helaas nog niet de norm, noch is het een verplichting, verre van dat.

Hetzelfde geldt voor vele andere verontreinigingsbelastingen (lucht, water, enz.).

Bovendien kunnen sommige bedrijven in verre landen, misschien niet altijd zo ver weg, hun arbeidskrachten laten werken in omstandigheden die onze wil om de meest elementaire sociale rechten te doen naleven, uitdagen.

Kortom, onze consumptiewereld vergeet de onaanvaardbare productievoorwaarden om goederen op de markt te brengen tegen prijzen die geen rekening houden met de kosten die verbonden zijn aan de waarden die wij pretenderen hoog in het vaandel te dragen.

De economische activiteit van het hergebruik van materialen daarentegen moet het hoofd bieden aan onze hoge plaatselijke normen op een groot aantal gebieden: veiligheid, ons sociaal stelsel, onze normen, … Het is daarom des te moeilijker om te concurreren met de markt die nieuwe producten aanbiedt.

Wanneer een opdrachtgever ermee instemt om hergebruik in zijn bouwwerk in overweging te nemen, verwacht hij bovendien, vreemd genoeg, dat het gedane offer wordt terugverdiend: hij krijgt niet precies het gewenste materiaal of de gewenste apparatuur, die dus al gebruikt is, en de garanties op de levensduur ervan zijn per definitie beperkter dan voor nieuw materiaal.

Het economisch systeem van dit model van hergebruik moet, om duurzaam te zijn, dus gebaseerd zijn op veeleisende principes:

  • hoogwaardige materialen;
  • reconditioneerbare materialen;
  • geoptimaliseerde opslag (verhouding volume/toegevoegde waarde – beperkte gemiddelde opslagtijd);
  • gecontroleerde ontmantelingskosten (arbeid via maatwerkbedrijven met doorstroming naar de gewone arbeidsmarkt);

Kortom, allesbehalve een makkie

Zelfs wanneer deze beginselen strikt worden nageleefd, heeft de activiteit het echter zeer moeilijk om economisch rendabel te zijn, ondanks de huidige bereidheid en de tijdelijke steun door subsidies van de overheid. Vaak wordt perfect geschikt, nieuw materiaal of apparatuur aangeboden voor hetzelfde of een lager bedrag dan dat wat is teruggewonnen en gereconditioneerd.

Deze kloof moet worden gedicht.  Niet zozeer door de kosten van hergebruik te verlagen, waar de nieuwe ondernemers zich nu op toeleggen, maar vooral door de markt met nieuwe producten prijziger te maken. Een echt grote omwenteling.

De bouwkosten in de gebouwensector zijn decennialang veel te laag gehouden, dankzij duizenden jaren van beheer en controle (bestekken/hoeveelheidslijsten/vorderingsstaten/…). Met de opeenvolgende eisen die aan de kwaliteit van gebouwen worden gesteld en die vaak zijn geïntegreerd naarmate de bijbehorende technieken en verwachtingen evolueerden, zijn gebouwen steeds efficiënter geworden, niet alleen qua energieprestaties, maar ook wat betreft hun uiteenlopende architectonische kwaliteiten, de integratie van hun technieken, de vermenigvuldiging van hun functies, enz.

De grote en opeenvolgende crisissen die we sinds enkele jaren doormaken en die hebben geleid tot schaarste, exploderende energiekosten en inflatie, hebben de aanzet gegeven tot een billijke en duurzame bijsturing van de kosten van de werken. Deze verhoging is dus ook een stap in de goede richting om de opkomst van de markt voor hergebruikte materialen en apparatuur te bevorderen.

Groei of achteruitgang?

De huidige inflatie, hoewel ze de voorbode is van een verminderde koopkracht en dus van moeilijke tijden die in het verschiet liggen, zal ten minste bijdragen tot een vorm van economische groei.

Hoewel het duidelijk is dat alles erop wijst dat we de grenzen bereiken van wat de aarde ons kan geven, dat we absoluut moeten overwegen onze consumptie te beteugelen door minder te consumeren maar ook door meer te delen, is ons kapitalistisch economisch systeem nog altijd gebaseerd op de groeihypothese.

Zonder deze groei in ons bruto binnenlands product, loopt de machine vast, hoest ze, verkalkt ze. Ik geloof niet in economische achteruitgang.

Ik geloof in de geleidelijke toename van waarden, die onze wereld beter maakt, ons motiveert en ons leven zachter maakt.

Welnu, het bbp is dus vooral, en per definitie, een product: dat van hoeveelheid tegen prijs. De hoeveelheid is uiteraard het volume dat wordt geproduceerd en verbruikt, terwijl de prijs de intrinsieke kwaliteit van het product weergeeft. Hoe meer reële, maar ook milieu- en maatschappelijke randvoorwaarden in deze prijs worden geïntegreerd, des te meer zal deze de ware kwaliteit ervan weerspiegelen.

Door de harde marktwet van vraag en aanbod zal de schaarste van hulpbronnen de kosten van nieuwe materialen dus blijven opdrijven. En deze druk zal worden gecombineerd met het optreden van de overheid die, in haar rol van besluitvormer en beleidsbepaler, de nodige maatregelen neemt om de milieuverplichtingen af te dwingen.

Zo worden er steeds meer eisen gesteld aan de verwijdering van afval, om ervoor te zorgen dat het wordt verwerkt overeenkomstig onze verwachtingen inzake duurzaamheid. Zodat ze steeds meer worden behandeld, hergebruikt of gerecycleerd, en minder worden ingegraven op stortplaatsen of verbrand in ovens.

En dit is de kans van het hergebruik: door de prijzen van de markt met nieuwe producten te verhogen, krijgt de hergebruikmarkt vervolgens de kaarten in handen om zich op zijn beurt te ontwikkelen.

Zo worden de “natuurlijke” hulpbronnen op de plaatselijke markt aangeboden, de “mining” waarover hergebruikseconomen spreken.

Onze economie zal dus blijven groeien, maar door een sterke stijging van de kwaliteit (prijs), ondanks de noodzakelijke vermindering van de op de markt gebrachte hoeveelheden, die iedereen zal moeten dragen, eenvoudigweg door de stijging van de consumptieprijzen.

We zijn dus op de goede weg, ook al zal die onstuimig zijn en moeilijk vol te houden, maar onze pioniers in het hergebruikavontuur hebben alle reden om in hun geluk te geloven. Ze zijn op de goede weg.

 

       

 

Stéphane Sohier

Vennoot BATIGROUPE cvba

Gedelegeerd bestuurder SPIDEC cvba