Evolueren we naar een lijst met “beschermde materialen”

Opiniërend artikel geschreven door Michael Ghyoot, ROTOR

Evolueren we naar een lijst met “beschermde materialen” in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?!

Is dat een relevant idee? Haalbaar? Dat gaan we proberen te onderzoeken in dit opiniestuk.

 

Illustratie : Lara Perez Duenas

Portland als inspiratiebron

Laat ons beginnen met een omweg naar Portland, Oregon, om deze reflectie te starten. Daar heeft de overheid onlangs de ontmanteling met het oog op hergebruik verplicht gesteld voor een specifieke typologie van gebouwen: woonhuizen van vóór 1916 (in een eerste versie van de regelgeving), daarna van vóór 1940 (recenter). Met andere woorden, voor deze gebouwen is destructieve sloop verboden en is de terugwinning van de houtskeletten verplicht (behalve in bewezen gevallen van besmetting en andere dwingende redenen).

Deze regels kwamen er niet zomaar ineens. Tussen 2013 en 2016 heeft de overheid een discussiegroep opgericht met daarin onder meer slopers, buurtcomités, leveranciers van teruggewonnen materialen en projectontwikkelaars. Deze mensen werkten samen om deze regels op te stellen.

Tegelijkertijd is er een bredere bewustmakingsinspanning geleverd. Een belangrijke mijlpaal was het maken van een lijst met lokale terugwinnings- en recyclagebedrijven.

Er moet ook worden gewezen op de specifieke context van Portland. De regio heeft altijd een sterke bouwtraditie gehad op basis van hout. Maar niet alleen de traditionele skeletten zijn bijzonder geschikt voor hergebruik, ook meer in het algemeen zijn dit bekende en wereldwijd zeer gewaardeerde materialen. Vermeldenswaard is ook het bestaan in de Verenigde Staten van een orgaan dat ontmantelingsbedrijven en verkopers van teruggewonnen materialen vertegenwoordigt (de BMRA).

Door die specifieke kenmerken kan het voorbeeld van Portland niet zomaar worden overgenomen. Maar laat ons toch bekijken hoe het zou kunnen worden omgezet naar de Brusselse omgeving.

Terugkeer naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werken we, net als overal in Europa, binnen een reglementair kader dat in principe heel duidelijk is. De Europese afvalrichtlijn van 2008, de actualisering ervan in 2018 en de nationale en regionale omzettingen die daaruit voortvloeien, benadrukken immers allemaal de noodzaak om prioriteit te geven aan afvalpreventie (onder meer door hergebruik).

De achterliggende gedachte van deze regelgeving staat dan ook buiten kijf. Bovendien is ze volledig in overeenstemming met een vrij consensuele definitie van de circulaire economie, zoals die onder andere door Walter Stahel wordt verdedigd. Deze laatste stelt voor om de circulaire economie te beschouwen als een economie waarin waarde wordt ontleend aan activiteiten die de levensduur van bestaande goederen verlengen – in tegenstelling tot de klassieke economie waarin waarde wordt ontleend aan een expansieve logica van productie, consumptie en verwijdering.

Kortom, zowel op het gebied van regelgeving als op het gebied van ideeën is het algemene principe duidelijk: alles wat kan worden hergebruikt, moet worden hergebruikt. Dit suggereert dat het minder gaat om het opzetten van een regelgevend kader dat bevorderlijk is voor hergebruik (in feite bestaat zo’n kader al) dan om de vraag hoe het moet worden toegepast en geïnterpreteerd.

Een kwestie van opwaardering

Op het gebied van sloopwerkzaamheden roept de toepassing van de huidige afvalregelgeving wel een interpretatievraag op: wat is een herbruikbaar materiaal? Hoe herken je zo’n herbruikbaar materiaal en wanneer wordt de terugwinningsinspanning voor hergebruik disproportioneel?

Met Rotor hebben we altijd gepleit voor een uitgebreid begrip van de “herbruikbaarheid” van bouwmaterialen. Wij zijn van mening dat er niet één enkele factor is die het gebied van de herbruikbaarheid voor eens en altijd definieert. Het is veeleer een mix van overwegingen die, afhankelijk van de context, het potentieel voor hergebruik in meer of mindere mate zullen beïnvloeden: gemakkelijk te ontmantelen, logistieke beperkingen, toestand van het materiaal, bestaan van een markt of vraag, aanwezigheid van vervuilende stoffen, enz.

In november 2019 hebben we in een kleine tentoonstelling in La Loge te Brussel geprobeerd een aantal factoren te illustreren die de “herbruikbaarheid” van bouwelementen in gevaar brengen. Hier presenteerden we een verzameling materialen die, ondanks hun aanvankelijke mogelijkheden, moeilijk of zelfs onmogelijk te hergebruiken blijken te zijn – in ieder geval op een stabiele, professionele en rendabele manier.

Deze materialencollectie illustreert de diversiteit van de factoren die een rol spelen. Hoewel voor bepaalde elementen de belemmeringen voor hergebruik van sanitaire aard zijn (bijvoorbeeld een asbesthoudende vezelcementplaat) hebben andere belemmeringen voor het hergebruik van materialen te maken met de mode (stijlen die nu uit de mode zijn), met de evolutie van het gebruik (wie gebruikt er nog een bidet in een maatschappij die geobsedeerd is door toiletpapier?), met normatieve veroudering (elementen waarvan de intrinsieke prestaties niet zijn afgenomen, maar die niet meer voldoen aan nieuwe, strengere eisen), met de moeilijkheid om te ontmantelen of zelfs te concurreren met nieuwe materialen die een gelijkwaardige functie vervullen en zeer goedkoop worden verkocht.

Het is belangrijk om al deze obstakels in gedachten te houden en te beseffen dat er nog steeds veel barrières zijn, zowel systemische als voorwaardelijke, die verhinderen dat een theoretisch hergebruikspotentieel in de praktijk wordt gerealiseerd.

Toch moet ook worden erkend dat er materialen zijn waarvan het potentieel voor hergebruik ruimschoots is aangetoond. Materialen waarvan bekend is:

  • Dat in de meeste gevallen er geen grote hinderpalen zijn voor een zorgvuldige ontmanteling.
  • Dat er bedrijven bestaan die de ontmanteling op zich kunnen nemen met het oog op hergebruik.
  • Dat er professionele overname- en doorverkoopkanalen zijn in Brussel of omgeving.

Het is echter niet ongewoon dat materialen die aan deze criteria voldoen, nog steeds als afval worden beschouwd en behandeld.

Beschermde materialen

Hoe voorkomen we dit?

Kunnen we ons aan de hand van het voorbeeld van Portland niet voorstellen om een lijst van “beschermde materialen” op te stellen? Met andere woorden, een lijst van materialen waarvan de ontmanteling met het oog op hergebruik verplicht zou worden gesteld (behalve in geval van overmacht, zoals bij vormen van chemische of biologische vervuiling). Dit zou een elegante manier kunnen zijn om afvalproductie te voorkomen en tegelijkertijd activiteiten te ondersteunen die volledig in lijn zijn met de ambities van de circulaire economie.

Zonder een volledige lijst te maken, kunnen we snel enkele voorbeelden van potentiële kandidaten noemen: met kalk gemetselde massieve stenen, massieve parketvloeren (niet gelijmd), muurkappen van zandsteen, straat- en trottoirtegels, natuurstenen stoepranden, hoogwaardige raamkozijnen, stenen bestrating, bepaalde soorten sanitair, keramische tegels, recente technische uitrusting, massief houten schrijnwerk, enz.

De precieze lijst, de precieze definitie van de criteria voor opname en de discussie over uitzonderingen moeten uiteraard nader worden besproken. Ook hier zouden we inspiratie kunnen halen uit Portland en de participatiedynamiek die tot het invoeren van hun hergebruikverplichting heeft geleid. Het is duidelijk dat een dergelijk traject alleen maar kan werken als er een goed overleg is tussen de stakeholders. Het lijkt erop dat het Platform van de Actoren voor het Hergebruik van Bouwelementen in Brussel wel eens de ideale drijvende kracht zou kunnen zijn om deze dynamiek op gang te brengen.

 

Auteur van het artikel: Michael Ghyoot, ROTOR