Circulaire economie: “Inventief zijn in het licht van het gebouw, het project Luttre en 11.000 m² renovatie

Het voormalige gebouw van “Diamant Boart” maakt deel uit van het Brusselse industriële erfgoed van jaren 1950. De onderneming was gelegen op de hoek van de Luttrebruglaan en de Gerijstraat en er werden industriële werktuigmachines gemaakt waarin de “boart” werd verwerkt, een diamant afkomstig uit de mijnen in Congo.

Het gebouw is majestueus en past in de rijke omgeving. Het gebouw is prachtig vormgegeven, gebouwd met edele materialen zoals Franse steen en Belgische blauwe hardsteen, en geeft met zijn monumentale orde vorm aan de stad en de openbare ruimte. Het werd in 2016 aangekocht door de Zuiderhaard.

© Association Matador/CLN

De Zuiderhaard is een openbare vastgoedmaatschappij die 2150 woningen beheert verspreid over Vorst en Sint-Gillis. Waarom werd het gebouw aangekocht? Om er al zijn administratieve en technische diensten te vestigen en een zestigtal sociale woningen in onder te brengen, gaande van appartement 1CH tot appartement 6CH. In totaal zal bijna 11.000 m² oppervlakte worden gerenoveerd.

Het is een grote opdracht. In juni 2018 wordt een wedstrijd georganiseerd door de BGHM (huisvestingsmaatschappij van het Brussels Gewest). Het ontwerp van de tijdelijke architectenvereniging MatadorCLN  wordt geselecteerd. Vandaag is het dossier klaar om aanbesteed te worden. Volgens de planning zullen de werken starten in maart 2022 en het einde is gepland in de tweede helft van het jaar 2024.

Hoewel het gemakkelijk voorstelbaar is dat een kantoor- of dienstverleningsprogramma vrij vanzelfsprekend in het gebouw zou worden gevestigd, is er niets in het karakter ervan dat het geschikt maakt voor huisvesting. De architecten gaan voor een gedurfd waagstuk: het gebouw zijn oorspronkelijke vorm en indeling laten behouden, geen overhaaste uitbreidingen laten uitvoeren en een bepaald aantal bouwelementen hergebruiken.

 

“Het gaat erom niets te doen”, kondigen ze aan. Daarmee bedoelen ze dat er niets anders te doen valt dan net te grijpen wat het gebouw al biedt in de staat waarin het zich bevindt.

Het DNA ervan wordt inspirerend, waardoor het gebouw kan worden gevalideerd en benut voor huisvesting en zijn kwaliteiten kan overstijgen door bijzondere typologieën voor te stellen. De ontwerpers claimen dus de nulgraad van hergebruik, die uitgaat van de houding dat hergebruik begint met het behoud van het gebouw.

© Tomas Barbera

Het gebouw heeft architectonische kenmerken die ongekend zijn voor een flatgebouw: grote betonnen overspanningen zonder tussensteun van gevel tot gevel, plafondhoogten van meer dan vier meter, een diepte van 14 meter, kokers in de gevels enzovoort. Deze kenmerken zou het gebouw nooit gekregen hebben als er een ontwerp voor nieuwbouwwoningen op de tekentafel had gelegen. Het voorbeeldige van deze radicale benadering van hergebruik is dat het gebouw zich niet aanpast aan archetypische woningen, maar dat het juist deze laatste zijn die de kans van dit behoud aangrijpen om zichzelf uit te vinden in relatie tot het gebouw.

Hieruit volgen een compositie van woningtypologieën die elkaar kruisen, waarbij zowel de “openbaarheid” van een relatie met de openbare ruimte als het intieme samenhuizengevoel van de twee bestaande binnenplaatsen wordt gezocht, en voor de kantoren, een compositie in een laag rond twee patio’s op de begane grond.
De afbraakwerken worden tot het strikt noodzakelijke beperkt, de binnengangen worden als verdeelsysteem gehandhaafd, de balustrades worden gedemonteerd en op de vereiste hoogte teruggeplaatst, de kozijnen worden ter plaatse gewijzigd om op hun beurt tot spaarzame balustrades te worden omgevormd. De gevels aan de straat worden behouden zoals ze zijn, met een dubbele huid achterin om een doorlopende loggia te creëren die de woningen royale buitenruimten en een beschermende laag biedt, zowel wat betreft privacy als zonlicht.

Naast het feit dat men binnen de bestaande volumes is gebleven, de structuur niet heeft aangetast en een maximum aan elementen op zijn plaats heeft gelaten, is de benadering van het project duidelijk duurzaam. Enerzijds bestendigt deze benadering het gebouw in zijn oorspronkelijke materialiteit, immanente duurzaamheid, en anderzijds maakt het nieuwe herontwikkelingen mogelijk tegen geringe kosten. De flexibiliteit die inherent is aan het gebouw dankzij zijn constructies wordt bestendigd.

 

De bouw van loggia’s maakt het mogelijk de thermische problemen aan te pakken. De schaduwen die door de terugliggende gevels worden geworpen, beperken oververhitting en de doorkijkjes bevorderen de natuurlijke ventilatie.
De isolatie wordt op een zeer efficiënte manier aangebracht zonder de architectuur van het bestaande gebouw aan te tasten. De dubbele huid aan de kant van de binnenplaats draagt ook bij tot het thermische en akoestische comfort.

Ten slotte kan, door alleen aan de afwerking te werken, een bijzondere inspanning worden geleverd bij de keuze van de materialen om een optimale duurzaamheid te garanderen.

 

Auteur van het artikel: Marc Mawet, Architect voor de tijdelijke vereniging Matador-CLN