Emmanuel Mossay: Hoe kringloopeconomie een hefboom wordt voor de post-coronarelance en een herpositionering van de bouwsector

 

Op vrijdag 5 juni had het Platform van de Actoren voor het Hergebruik van Bouwmaterialen in Brussel een ontmoeting met Emmanuel Mossay. Deze expert in kringloopeconomie bij Ecores, Groupe One en bijInstitut Eco-conseil is tevens gastprofessor in regeneratieve economie aan verschillende universiteiten (ULB, UCLouvain, ULiège, UNamur) en hogescholen (Henallux, ICHEC, EPHEC) en verder bestuurder bij de P2P Foundation. Hij is medeauteur van de boeken Shifting Economy en L’économie du futur – Le futur de l’économie.

 

© LinkedIn

In 2019 coördineert hij de redactie van het ‘Rapport Parlementaire en économie circulaire’, dat unaniem werd goedgekeurd in het Waals parlement en als uitgangspunt dient voor de nieuwe Waalse circulaire strategie. Bij het begin van de coronacrisis in maart 2020 start en coördineert hij in zes weken tijd de coproductie en distributie van 240.400 herbruikbare maskers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarbij hij verschillende transitieprincipes toepast (circulariteit van herbruikbare maskers, zachte mobiliteit met 6.500 cargobiketrajecten, samenwerking met een netwerk van 2100 naai(st)ers).

De bedoeling van deze ontmoeting met Emmanuel is een algemene reflectie op te starten over de huidige gezondheidscrisis en haar impact op de circulaire economie in de sector, evenals over de mogelijke ontwikkelingen en opportuniteiten voor de bouwsector. Hier volgt een samenvatting van zijn eerste beschouwingen.

 

Wat we kunnen leren uit een “nooit eerder geziene” crisis

De wereldwijde en allesomvattende omvang van de covid-19-pandemie heeft onze individuele en collectieve veerkracht zwaar op de proef gesteld. Deze crisis bracht de kwetsbaarheid van ons overwegend lineair economisch systeem aan het licht, terwijl de logistieke afhankelijkheid tussen landen onderling het beheer van de crisis nog bemoeilijkte. Overal doken lokale, soms innoverende initiatieven op om het klassieke systeem, dat in de eerste weken van de crisis vastliep, tijdelijk te vervangen. De wereldwijde kortsluiting gaf de lokale korte keten de wind in de zeilen.

Verder leert deze crisis ons heel wat over onze huidige denkwijze en bestuursmodellen, wat ons kan helpen om de noodzakelijke evoluties uit te denken. “Slimme beslissers, vooral tijdens crisisperiodes, zijn zij die rekening houden met de dubbele lokale en wereldwijde realiteit. Alles is met elkaar verbonden. Een veerkrachtige economie is ondenkbaar zonder rekening te houden met de wereldwijde onderlinge connecties. Dat geldt al voor de bevoorrading van gewone zaken als maskers, en dus des te meer wanneer het gaat om hulpbronnen met beperkte biocapaciteit.

Voor de post-coronarelance blijven de meeste bewindslui jammer genoeg steken in een lineair denken op uiterst korte termijn, volledig in het teken van politieke en sociale stabiliteit en van de verhoopte groei. Maar moeten we bij het uitstippelen van de economische relance niet anticiperen en ons voorbereiden op de schokken die volgende crisissen zullen veroorzaken? Want die zitten er onvermijdelijk aan te komen: water (nu al), economie (vanaf september?), pandemie (met een tweede coronagolf in de herfst 2020?), energie (2030), klimaat (2040?).

In de bouwsector zullen sommige van die uitdagingen opduiken in de vorm van kwalitatieve en kwantitatieve bevoorradingsproblemen op lange termijn, voor grondstoffen zoals zand of ook zeldzame aardmetalen die we gebruiken voor de winning en het beheer van duurzame energie in gebouwen. Moeten we de beslissingen overlaten aan een “onzichtbare hand” en wachten tot grondstoffen duurder worden dan secundaire grondstoffen uit de kringloopeconomie? Of kunnen we beter gaan innoveren door de meest geavanceerde kennis over circulariteit van grondstoffen verder te ontwikkelen om onze toegevoegde waarde en onze differentiatie binnen de sector te vergroten?

Meer algemeen is het dus zaak te weten of we “de machine” niet moeten aanpassen alvorens ze op een andere manier weer op te starten, in het besef dat we nog andere crisissen op ons bord zullen krijgen. Als we de economie willen heropstarten zonder ons die vraag te stellen, zullen we met twee problemen te maken krijgen: we gaan onze negatieve externe factoren versterken, en die zullen op hun beurt het ontstaan van andere systeemcrisissen versnellen. Tegelijk zullen ons vermogen om toekomstige schokken op te vangen en dus onze veerkracht verkleinen. 

Volgens Emmanuel Mossay zal de gezondheidscrisis, wat betreft het gedrag en de reacties van de ondernemers van de sector, twee al bestaande trends nog versterken: enerzijds de trend van “business as usual”, met een al dan niet bewust overmatig gebruik van hulpbronnen, uitsluitend om de economische activiteit terug op de rails te krijgen, en anderzijds een bewustwording en een stellingname tegenover het probleem van regeneratie van middelen en veerkracht van ons ecosysteem en dus onze onderneming.

Die twee tegenwerkende maatschappelijke trends zullen alleen maar sterker worden en het zoeken naar evenwicht, ook om een regering te vormen, nog complexer maken.

Het komt er dus op aan een economische relancestrategie uit te werken met de nodige slagkracht tegen toekomstige crisissen en die het mogelijk maakt om de toegevoegde waarde terug op een zo lokaal mogelijk niveau te brengen.

De bouwsector speelt een sleutelrol in de circulaire transitie van metropolen

Uit de stadsvernieuwingen die metropolen in de loop van de geschiedenis ondergingen om pandemieën te bedwingen, blijkt ook het belang van deze sector. Meer circulaire praktijken in de bouw zullen de transitie, de veerkracht en de circulariteit van de metropolen in de hand werken. En over de economische, sociale en milieu-impact van de sector bestaat al lang geen twijfel meer.

Infrastructuur speelt dus een doorslaggevende rol om de toepassing van concrete oplossingen in stadscentra te faciliteren en te structureren. Die moeten tegelijk tegemoet komen aan de vitale functies (onderwijs, voeding, mobiliteit, gezondheid enzovoort), de sociale behoeften (inclusie, vergrijzing enzovoort) en de uitdagingen op het vlak van leefmilieu (vervuiling terugdringen, toegang tot en optimalisering van hulpbronnen, klimaataanpassingen enzovoort).

Vandaag beschikken wij, in het op veertien na rijkste land ter wereld, over de kennis en de technologie die nodig zijn om de infrastructuur te vernieuwen en te vergroenen, zodat ze de talrijke uitdagingen van de noodzakelijke transitie kan aangaan. De meest complexe factor die in die vergelijking meespeelt, is de mens. Er zijn nieuwe, uiterst geavanceerde samenwerkingsvormen nodig tussen de belanghebbende partijen om de doelstellingen van duurzame ontwikkeling te realiseren.

 

Nu al beschikt de bouwsector over tal van hefbomen om een hoofdrol te spelen in stadsvernieuwing, en om te beginnen de vijf volgende:

  1. Infrastructuur bebakent “fysiek” in ruimte en tijd de mogelijkheden om elementen van transitie van de vitale functies te integreren (bv.: mogelijkheid tot coproductie van energie, ruimten die kunnen worden ingezet voor stedelijke landbouwproductie, bijdrage aan CO2-opslag en temperatuurdaling in een wijk enzovoort.
  2. Vandaag is er geen enkel vastgoedproject meer dat niet van bij het eerste ontwerp rekening houdt met de voornaamste vitale functies, de buurtdynamiek, de mobiliteitsproblemen enzovoort, om aantrekkelijk te zijn voor burgers, ondernemingen en lokale overheden.
  3. De coördinatie van complexe operaties waarbij meerdere disciplines betrokken zijn, hoort eveneens bij uw dagelijkse activiteiten, onder meer via de eerste Belgische ervaringen met de gecoördineerde anticiperende en interdisciplinaire aanpak van BouwTeam.
  4. De ontwikkelingen in de optimalisering en het beheer van het tijdelijk gebruik van ruimten, naar het voorbeeld van onder meer CityGate, maken het mogelijk om te experimenteren met nieuwe synergieën en soms symbioses, die onderdeel gaan vormen van toekomstige stedenbouwkundige projecten.
  5. Op het vlak van beheer van de levenscyclus van gebouwen en hergebruik van materialen, zijn er nieuwe technieken voor productie en gemakkelijke verplaatsing van binnenmuren (bv.: MODS), ultrasterke scanners waarmee alle materialen in een gebouw kunnen worden gescand, ervaring met en implementatie van BAMB, evenals nieuwe methodes voor recycling van beton, of ook nog de ervaringen van integrale transitie in de Parijse regio, op de schaal van een wijk zoals LaVallée of ook PlaineCommune, waarbij voorrang wordt gegeven aan grondstoffen afkomstig uit eenzelfde regio. Dat alles biedt sterke perspectieven in termen van circulariteit en beperking van externe effecten (beperking van ontginning en invoer van grondstoffen, CO2, vrachtvervoer enzovoort).

Uit die 5 elementen blijkt duidelijk tot wat de sector in staat is, via circulaire ervaringen in termen van hergebruik, recycling en optimalisering van de materialenstroom, waarbij ook rekening wordt gehouden met uiteenlopende lokale uitdagingen.

Ik stel u nu voor de verschillende mogelijkheden te verkennen voor de bouwsector, door het eerste niveau van de ladder van LANSINK toe te passen, om economische modellen op een andere manier te bekijken. Stelt u zich eens de aanpak van ”SDG’s BouwTeam” voor, die vaklui uit de bouwsector, toekomstige gebruikers van de infrastructuur, lokale overheden en ook de voornaamste actoren van de transitie van de verschillende vitale functies, bijeenbrengt in dienst van Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen[2].

Zo zouden grote infrastructuurprojecten dankzij ecosystemische methoden voor projectmanagement een implementatiematrix kunnen worden die stedelijke transities slimmer laat verlopen om onze steden meer slagkracht te geven. U vindt die uitleg te theoretisch? Een concreet voorbeeld dan maar:

Illustratie van de “SDG’s BouwTeam” en de voordelen ervan voor de bouwsector, burgers, ondernemingen en instellingen

 

De ‘gebruikelijke’ belanghebbende partijen van een BouwTeam verenigen en de actoren van transitie erbij brengen, opent mogelijkheden voor nieuwe efficiënte oplossingen om de uitdagingen van de 21e eeuw aan te gaan en de impact van uiteenlopende toekomstige crisissen te beperken.

Laten we ons toespitsen op vijf doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (DDO) en daarbij uitzoeken hoe we die zouden kunnen implementeren aan de hand van de matrix van een aangepaste constructie:

DDO Nr. 2 “Geen honger”, en vooral voedselautonomie van de steden:

De beschikbare (horizontale en verticale) oppervlakten voor een stadslandbouwproject identificeren zodat inwoners zelf een deel van de ruimten kunnen bebouwen, of een organisatie dat proces kan faciliteren of een maatwerkbedrijf inschakelen, of misschien zelfs (in een deel van omgebouwde ondergrondse parkings) samenwerken met een bedrijf zoals Permafungi om champignons te kweken. Niet alle ruimten hoeven daarom voor landbouw te worden gebruikt, maar bij voedselschaarste kan het nuttig zijn het potentieel van bebouwbare oppervlakte te kennen. Met onze kwetsbaarheid voor COVID-19 in het achterhoofd wil niemand toch gokken op onze voedselautonomie? DETROIT is een voorbeeld van een grootstad die na de teloorgang van de auto-industrie massaal ruimte heeft omgezet in landbouwgrond.

DDO Nr. 6 “Schoon water en sanitair”:

Het waterbeheer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is “dubbel lineair”: enerzijds benutten we onvoldoende het neerslagwater, en anderzijds gebruiken we drinkwater voor zaken waarvoor regenwater zou volstaan. Door een kringloopsysteem op te zetten en het water dat op de oppervlakte van een gebouw valt te filteren, zouden we het waterverbruik kunnen beperken, maar ook de kosten voor het saneren van afvalwater kunnen drukken.

DDO Nr. 12 ”Verantwoorde consumptie & productie”:

Voorzien in een aangepaste ruimte voor het delen van gereedschap en uitrusting op schaal van een wijk, via een coöperatief deelplatform zoals Usitoo, of voorwerpen schenken in samenwerking met een kringloopwinkel die elke maand niet-teruggegeven voorwerpen zou kunnen ophalen. Die dynamiek zou de functionaliteitseconomie tussen de inwoners kunnen bevorderen. Meer algemeen, de beperking van afval-grondstof op verschillende manieren (bv. compost voor lokale landbouw) of incentives (bv. hoe minder afval je produceert, hoe meer gemeenschapsmunt je ontvangt, zoals de Limbu, om die dynamiek aan te moedigen).

DDO Nr. 13 “Klimaatactie”

Het organiseren van autodelen onder burgers, bedrijven en de gemeente faciliteren, om de ruimte die opgaat aan parkings te beperken en om het budget dat een gezin aan een wagen besteedt tot 80% te doen dalen terwijl de toegang tot een voertuig gegarandeerd blijft. Het organiseren van dat delen kan uitgaan van een burgercollectief (bv.: Dégage!), een onderneming (bv.: CozyCar ), of aangemoedigd worden door de gemeente (bv.: Schaarbeek).

DDO Nr. 1 “Geen armoede”: Alle maatregelen hierboven zullen het budget van gezinnen positief beïnvloeden, het armoederisico doen dalen en hun gezondheid verbeteren.

Het zou zelfs mogelijk zijn de slagkracht van die talrijke uitwisselingen te versterken door een lokale munt in te voeren zoals de Zinne. Zo kan een samenwerkingsdynamiek ontstaan die handelingen die het collectief ten goede komen, aanmoedigt, bijvoorbeeld door de uren die iemand besteedt aan grondbewerking of andere handelingen zoals afval-grondstoffen beperken, te valoriseren in een alternatieve munt.

Bij die aanpak is het natuurlijk niet aan de professionals uit de bouwsector om dat alles te organiseren. Hun taak zou erin bestaan de infrastructuur aan te passen aan de projecten die kunnen worden ondersteund door nieuwe belanghebbenden van de SDG’s BouwTeam: gemeenten, bedrijven in circulaire economie (bv.: leden van het netwerk CircleMade), deeleconomieplatformen (bv.: PWIICC), een burgercollectief zoals de Commons in Gent die al actief zijn in de wijk, toekomstige huurders enzovoort.

+ Voordelen voor de gemeenschap: betere gezondheid, creatie van lokale banen, sociale cohesie, het gevoel tot een wijk te behoren, betrokkenheid bij de gemeenschap enzovoort.

+ Voordelen voor de vakmensen uit de bouwsector: optimalisering van de ruimte (beperking van parkeerruimte, aantrekkelijk concept door een echt collaboratief project “dat centraal wonen benadert”, en beperking van de leegstand, tot zelfs binding van bewoners en vermindering van buurtproblemen, valorisatie van de bijdragen bij lokale overheden.

Het zou een nieuwe benadering van de interacties in tijd en ruimte zijn van elk van die toegevoegde waarden van de oplossingen die op symbiotische wijze zijn bedacht, en een optimalisering van het gebruik van de middelen, maar ook van het budget en de beschikbare ongebruikte activa. We zullen, vrijwillig of uit noodzaak, steeds meer evolueren in de richting van een collaboratieve en inclusieve economie.

Tot slot meent Emmanuel dat de meest succesvolle infrastructuurwerken, ook op economisch vlak, deze zullen zijn die het best beantwoorden aan de Doelstellingen voor Duurzame Ontwikkeling.

 

Het vervolg van de reflecties van Emmanuel Mossay kunt u lezen in de Newsletter van midden augustus! Voor het vervolg van deze reflectie bespreekt Emmanuel Mossay de mogelijke oplossingen voor de valorisatie en de ondersteuning van de overgang van de sector naar meer circulaire praktijken.

 

 

Auteur van het artikel:  Emmanuel Mossay in samenwerking met Confederatie Bouw Brussel-Hoofdstad